Nieuw Wetboek Vennootschappen en Verenigingen impacteert samenwerking lokale besturen met EVA’s
Budgettaire overwegingen en de nood aan efficiëntere dienstverlening in de publieke sector zorgen voor een groeiende trend van verzelfstandiging van publieke diensten. Besturen hebben daarbij de mogelijkheid om overheidstaken uit te besteden aan publiek- of privaatrechtelijke ondernemingen. Via de oprichting van gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen kunnen ook steden en gemeenten bepaalde taken delegeren.
Voor lokale overheden die overheidstaken uitbesteden aan privaatrechtelijke externe verzelfstandigde agentschappen (EVA’s) heeft het nieuwe Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV) een grote impact. Waarom is dat zo?
Om deze vraag te beantwoorden is het belangrijk om eerst de verschillende juridische vormen van verzelfstandiging door middel van agentschappen te begrijpen en na te gaan welke vorm steden en gemeenten nu het meeste gebruiken.
Welke juridische vormen van verzelfstandiging bestaan er?
- Via intern verzelfstandigde agentschappen (IVA’s). Deze IVA’s kunnen zowel met als zonder eigen rechtspersoonlijkheid opgericht worden.
- Via extern verzelfstandigde agentschappen (EVA’s). Deze beschikken steeds over een eigen rechtspersoonlijkheid, wat een grotere onafhankelijkheid en autonomie waarborgt. Men maakt hier een onderscheid tussen:
- Publiekrechtelijke EVA of autonome gemeentebedrijven, waarin de gemeente de enige deelnemer is.
- Privaatrechtelijke EVA, waarin de gemeente vaak niet de enige participant is. Een private EVA kan zowel de juridische vorm aannemen van een vereniging, een stichting, alsook een vennootschap, en valt dan ook onder het toepassingsgebied van het nieuwe vennootschaps- en verenigingsrecht.
Zowat 99% van de private EVA’s nemen de juridische vorm aan van een vereniging zonder winstoogmerk (vzw). Het nieuwe WVV impacteert deze juridische vorm het meest.
Wat zijn de belangrijkste wijzigingen in het nieuwe WVV voor EVA’s met een vzw als juridische vorm?
Daar waar vroeger aparte regels golden voor vennootschappen en verenigingen, zijn deze regels nu in eenzelfde wetboek ondergebracht: het WVV. Dit betekent dat de gemeenschappelijke bepalingen van boek 1, 2 en 3 van het WVV voortaan ook gelden voor verenigingen, en dus EVA’s die voor deze rechtsvorm kozen.
Met het nieuwe WVV is er nu een eengemaakte regeling met betrekking tot de oprichting, de openbaarmakingsformaliteiten, het bestuur, de ontbinding en vereffening voor zowel vennootschappen alsook verenigingen.
Wat betekent dit concreet voor EVA’s met een vzw als juridische vorm?
- Geen onderscheid tussen burgerlijke en handelsdaden. Zowel een vennootschap als een vereniging vallen onder het ‘ondernemingsbegrip’. Het vennootschapsrecht staat verenigingen toe om zonder enige beperking commerciële activiteiten te ontplooien en winst na te streven. Het onderscheidend criterium tussen vennootschappen en verenigingen bestaat er voortaan in dat deze laatsten nooit winsten mogen uitkeren, ook niet onrechtstreeks, behalve in het kader van hun belangeloos statutair doel.
- Beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid. Voortaan is de aansprakelijkheid van vzw-bestuurders beperkt tot een maximumbedrag, afhankelijk van de omvang van de desbetreffende entiteit. Deze beperking geldt echter enkel bij een toevallige lichte fout. Ze geldt niet bij grove of opzettelijke fouten of ingeval van aansprakelijkheid voor fiscale en sociale schulden. Het afsluiten van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering is nog steeds mogelijk. Exoneratiebedingen of vrijwaring van bestuurdersaansprakelijkheid is verboden. De hoofdelijke bestuurdersaansprakelijkheid is verder uitgebreid en de (hervormde) belangenconflictenregeling is ook van toepassing op verenigingen.
- Gedetailleerde regeling voor herstructureringsprocedures. Er zijn voortaan specifieke procedures voor de fusie of splitsing van verenigingen. Ook een omzetting in een andere verenigingsvorm (of zelfs in bepaalde vennootschapsvormen) is toegestaan onder bepaalde voorwaarden en met naleving van specifieke beschermingsmechanismen.
- Verregaande flexibilisering van de samenstelling en werking van verenigingsorganen. Vzw’s mogen voortaan twee leden hebben (i.p.v. drie) en is er de mogelijkheid tot coöptatie en schriftelijke besluitvorming binnen de raad van bestuur. Het WVV stelt daarbij het gebruik van moderne communicatiemiddelen voorop voor een vlottere administratieve verwerking.
WVV van kracht vanaf 1 mei 2019
Concreet treedt het WVV in werking vanaf 1 mei 2019 voor nieuwe vzw’s. De dwingende bepalingen van het WVV zullen van toepassing zijn op bestaande vzw’s vanaf 1 januari 2020. Het is mogelijk om zich reeds vroeger te onderwerpen aan het nieuwe regime. Ten laatste op 1 januari 2024 moeten vzw’s hun statuten hebben aangepast en volledig aan alle bepalingen van het WVV voldoen.
Ten slotte, bevestigt het WVV de verplichtingen onder de Wet van 18 september 2017 betreffende preventie voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Ook verenigingen dienen, ten laatste tegen 30 september 2019, te voldoen aan de versterkte informatieverplichtingen met betrekking tot hun uiteindelijke begunstigde(n).
Lokale besturen, die beleidstaken uitbesteden aan privaatrechtelijke EVA’s, bereiden zich dus best voor op de wijzigingen van het nieuwe WVV. Voor de overige bestuursinstellingen en openbare overheidsdiensten verandert er echter relatief weinig.
Diepgaande expertise WVV
De experten van EY Law hebben een grondige kennis opgebouwd van het nieuwe WVV en de impact hiervan op de non-profitsector. Zij helpen u graag verder met een impact assessment en de implementatie van eventuele statutaire en andere aanpassingen, zoals een update van het reglement van inwendige orde.
Meer weten over wat u moet doen om aan het WVV te voldoen? EY helpt u graag verder. Contacteer ons voor meer informatie.