Een beding van aanwas voor een Spaans onroerend goed

Een in het Vlaams Gewest wonend echtpaar, gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen, bezit in onverdeeldheid een onroerend goed in Spanje (Catalonië). Zij overwegen een (optioneel) beding van aanwas af te sluiten voor hun in Spanje gelegen onroerend goed. De Vlaamse belastingdienst behandelt de fiscale gevolgen daarvan in een voorafgaande beslissing (VB 24037 dd. 29 juli 2024, nog niet gepubliceerd).

De Vlaamse belastingdienst is niet bevoegd om zich uit te spreken over de burgerrechtelijke geldigheid van een ‘Belgisch’ beding van aanwas dat wordt afgesloten met betrekking tot een buitenlands onroerend goed. Dit vergt een onderzoek naar de toepasselijke verwijzingsregels.

In eerste instantie dient de toepasselijke lex contractus te worden bepaald. Artikel 98, §1 WIPR verwijst voor de regeling van contracten met internationale aanknopingsfactoren naar de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst. Deze Verordening, ook gekend als de ‘Rome I -Verordening’, geldt voor verbintenissen uit overeenkomsten in het algemeen en dus ook bv. voor een beding van aanwas. Het begrip ‘overeenkomst’ mag overigens niet op basis van het nationale recht uitgelegd worden, doch heeft een autonome betekenis op Europees niveau. Het omvat iedere vrijwillig aangegane juridische verbintenis van een persoon jegens een ander, ongeacht of die persoon zich eenzijdig verbindt, dan wel een wederkerige verbintenis tot stand brengt.

De Rome I-Verordening is slechts van toepassing op de verbintenissen uit overeenkomst, niet op de fiscale gevolgen daarvan (art. 1.1., tweede lid Rome I).

De Rome I – Verordening bepaalt weliswaar dat ze niet van toepassing is (onder meer) op ‘verbintenissen die voortvloeien uit familierechtelijke betrekkingen’ (zie art. 1, 2., b) Rome I – Verordening), hetgeen de vraag kan doen rijzen of een beding van aanwas in familierechtelijk verband wel onder het toepassingsgebied van de Rome I -Verordening valt. Bij wet van 6 juli 2017 (BS, 24 juli 2017) werd artikel 98 WIPR evenwel aangepast aan de Rome I -Verordening. Artikel 98, §1, tweede lid WIPR voorziet thans dat, behoudens voor zover de wet anders bepaalt, de contractuele verbintenissen die van het toepassingsgebied van de Rome I -Verordening worden uitgesloten, beheerst worden door het recht dat krachtens de Verordening van toepassing is.

De Rome I – Verordening is van toepassing op verbintenissen uit overeenkomsten in burgerlijke en handelszaken, en meer bepaald in deze gevallen ‘waarin uit het recht van verschillende landen moet worden gekozen’ (zie art. 1.1., eerste lid Rome I – Verordening). Er moet ‘uit het recht van verschillende landen worden gekozen’ telkens wanneer een buitenlands aanknopingspunt bij de overeenkomst betrokken is. Dit kan de vreemde nationaliteit of woonplaats van een partij zijn, doch bv. ook de ligging van een onroerend goed. Temporeel geldt de Rome I-Verordening voor overeenkomsten die op of na 17 december 2009 worden gesloten (zie art. 28 Rome I – Verordening).

Een overeenkomst wordt op grond van de Rome I – Verordening beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen (art. 3, 1. Rome I – Verordening), ongeacht overigens of het aangewezen recht het recht van een lidstaat of een derde staat is. Deze rechtskeuze, die betrekking kan hebben op het geheel van de overeenkomst of op slechts een welbepaald onderdeel ervan (depéçage), kan uitdrukkelijk zijn ofwel voldoende blijken uit de omstandigheden van het geval.

Slechts wanneer een (geldige) rechtskeuze ontbreekt, dient de rechter het toepasselijke recht te bepalen aan de hand van de objectieve verwijzingsregel van artikel 4.1 van de Rome I – Verordening. Overeenkomsten die een zakelijk recht op een onroerend goed tot onderwerp hebben, worden in voorkomend geval beheerst door het recht van het land van de ligging van het onroerend goed (lex rei sitae; zie artikel 4, 1., c Rome I – Verordening).

Op basis van artikel 3.1. van de Rome I – Verordening kunnen de in België wonende echtgenoten aldus rechtsgeldig bepalen dat het beding van aanwas betreffende het in Spanje (Catalonië) gelegen onroerend goed zal worden beheerst door het Belgisch recht. De aspecten van de overeenkomst die door het aangewezen recht worden beheerst, worden opgesomd in artikel 12 van de Rome I – Verordening.

De aldus door partijen aangewezen lex contractus beheerst in beginsel ook de formele geldigheid van de overeenkomst. Naar luid van artikel 11.1. van de Rome I – Verordening is een overeenkomst tussen personen die zich op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst in hetzelfde land bevinden, naar de vorm geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat ingevolge de Rome I – Verordening de overeenkomst zelf beheerst.

Niettemin dient, voor wat betreft een overeenkomst die een onroerend goed in het buitenland tot voorwerp heeft, in voorkomend geval tevens rekening te worden gehouden met artikel 11.5 van de Rome I – Verordening. Krachtens deze bepaling zal, in afwijking van de hoger vermelde regel, de overeenkomst die een zakelijk recht op een onroerend goed tot voorwerp heeft, beheerst worden door de vormvoorschriften van het land van ligging van het onroerend goed, voor zover (a) deze voorschriften gelden ongeacht het land waar de overeenkomst wordt gesloten en ongeacht het recht dat deze overeenkomst beheerst en (b) van deze voorschriften niet bij overeenkomst kan worden afgeweken. Slechts indien deze voorwaarden cumulatief vervuld zijn, dienen de vormvoorschriften van het land van de ligging van het onroerend goed te worden nageleefd.

Naar Belgisch fiscaal recht bevestigt de Vlaamse belastingdienst in de voorafgaande beslissing met nummer 24037 dat het (optioneel) beding van aanwas betreffende het in Spanje gelegen onroerend goed beperkt is, middels een beschikking onder bijzondere titel tot stand komt en ten bezwarende titel is. Er is met name sprake van een gelijkaardige levensverwachting (de echtgenoten waren respectievelijk 90 en 86 jaar oud en waren in eenzelfde goede gezondheidstoestand, hetgeen werd aangetoond aan de hand van medische attesten) alsmede van een gelijkwaardige inleg (elk de onverdeelde helft van het onroerend goed in volle eigendom).

Mede gelet op de ligging van het onroerend goed, zal het (optioneel) beding van aanwas geen aanleiding kunnen geven tot enige schenkbelasting. Ook het verdeelrecht en het (voor in België gelegen onroerende goederen) in beginsel toepasselijke verkooprecht, wordt uitgesloten bij een beding van aanwas omtrent een in het buitenland gelegen onroerend goed. De Vlaamse belastingdienst bevestigt verder dat bij overlijden van de eerststervende echtgenoot ook geen erfbelasting zal worden geheven, gelet op de terugwerkende kracht (i.e. tot aan het overlijden van de eerststervende echtgenoot) die in afwijking van artikel 5.147 BW aan de uitwerking van de voorwaarde zal worden gegeven. De door de aanvragers geboden motieven voor het optioneel beding van aanwas overtuigden ten slotte dat er geen sprake was van fiscaal misbruik.

Het is van belang om na te gaan of het lokale buitenlandse recht het beding van aanwas kent en welke de fiscale gevolgen ervan zijn. In Catalonië zal het beding, net zoals in België, uitwerking hebben op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende contractant. In beginsel kan het beding er fiscaal worden gelijkgesteld met een verkrijging krachtens legaat, waarvoor in hoofde van de langstlevende echtgenoot belangrijke vrijstellingen gelden.